Hoe kwam je op het idee van de boekjes?
‘In mijn werk kom ik veel cliënten tegen bij wie het aan- en uitkleden lastig gaat en pijnlijk kan zijn. Ik merkte dat er veel behoefte was aan aangepaste kleding. Samen met een ergotherapeut in het verpleeghuis die net als ik graag kleding maakt, ben ik gaan brainstormen. Ik heb het altijd leuk gevonden om kleding te naaien. Tijdens mijn zwangerschappen heb ik bijvoorbeeld mijn eigen zwangerschapskleding gemaakt.’
Maar aangepaste kleding bestaat toch al?
‘Klopt, maar dat is vaak heel duur. Bij Zeeman koop je een blouse voor twintig euro, die je kunt aanpassen. Een kant-en-klare aangepaste blouse kost algauw honderd euro. Bijna niemand heeft het budget om zijn kledingkast daarmee te vervangen. Als je de eigen kleding op een simpele manier zelf kan aanpassen, scheelt dit niet alleen veel geld: mensen kunnen ook gewoon de kleding blijven dragen waaraan ze gehecht zijn. Dat is bijvoorbeeld fijn voor mensen met dementie, die al een stukje identiteit verliezen in het dementieproces. Kleding kan dan vertrouwd zijn.’
Welke aanpassingen kun je bijvoorbeeld doen aan kleding?
‘Mensen met Parkinson hebben vaak last van speekselvloed. Hierbij wordt het borstgedeelte van de kleding nat. Dat is vervelend en het voelt onaangenaam, het wordt koud… Soms wordt iemand dan met een tillift op bed getild om een schone blouse aan te trekken. Dat is natuurlijk heel intensief voor de cliënt. In het boekje staat hoe je speciale frontjes kunt maken: je haalt van de achterkant van de blouse een stuk stof dat je kunt voeren met badstof. Met klittenband maak je dit vast aan de voorkant. Eigenlijk werkt het als een soort slabbetje, maar dit zie je totaal niet. Je kunt ook twee dezelfde blouses kopen zodat je meerdere frontjes kunt halen uit één blouse. Bij speekselvloed hoef je alleen het frontje te wisselen en iemand ziet er weer netjes uit.’
Heb je nog een voorbeeld?
‘Het jasschort-principe werkt ook heel fijn: je maakt een blouse of jurk aan de voorkant dicht, en knipt hem aan de achterkant open. Vervolgens maak je de achterkant weer dicht met bijvoorbeeld klittenband. Dit kun je ook doen met broeken die je aan de zijkant opent. Zo ontstaat veel meer ruimte om iemand comfortabel te kunnen aan- en uitkleden of om incontinentiemateriaal eenvoudig te kunnen verwisselen. Ook lees je in het boekje hoe je in een broek een speciaal vak innaait voor een katheterzak. Ik zag namelijk dat katheterzakken vaak van het been zakken en uit de broekspijp komen. Wanneer je een zakje innaait in de broek, blijft de katheterzak goed zitten en hoeft de cliënt zich geen zorgen te maken dat het zichtbaar is.’
Je bent PDL-docent, wat houdt PDL eigenlijk in?
‘PDL staat voor: Passiviteiten van het Dagelijks Leven. Deze zorgmethode zet zich vooral in voor mensen met een grote zorgafhankelijkheid. Dus zij kunnen veel dingen niet meer zelf doen, en hebben hierbij hulp van anderen nodig. Vaak kun je door training, revalidatie, medicijnen of een operatie zorgen dat er weer wat zelfredzaamheid terugkomt. Maar er zijn ook mensen bij wie dit niet werkt, en die alleen maar meer hulp nodig hebben.’
Over welke doelgroep heb je het dan?
‘Oh dat is heel divers. PDL is eerst ontwikkeld voor mensen met dementie, maar het is inmiddels ook een beproefde methode voor mensen met somatische en neurologische ziektebeelden. Bijvoorbeeld MS, Parkinson, CVA, ernstige reuma en artrose, mensen met een meervoudige handicap of mensen in de palliatieve fase. Iemand gaat heel snel achteruit en heeft minder energie om dingen zelf te doen. De cliënt kan dan te maken hebben met veel pijn bij de zelfzorg. De functionele kleding die ik heb bedacht past perfect in de PDL-methode.’
Waarom?
‘De cliënten voor wie PDL geschikt is, gaan geleidelijk aan steeds verder achteruit. Bij iemand die pijn heeft als hij zijn armen omhoog moet doen voor het aankleden, kun je twee dingen doen: of je gaat met de fysiotherapeut hard trainen en oefenen zodat je weer zelf je armen omhoog kunt doen. Of je past de situatie rondom de cliënt aan, zoals de kleding. En daar richt de PDL zich op. Een cliënt moet soms 12 tot 15 keer gedraaid worden om aangekleed te worden. Als je het op de PDL-manier doet met functionele kleding, draai je iemand maximaal 1 keer op zijn zij. Het scheelt zo ontzettend veel energie en pijn voor de cliënt. Je hebt toch liever dat hij die kostbare energie besteedt aan dingen die veel belangrijker zijn zoals een fijn gesprek met een kleinkind.’
Wie gaat de kleding eigenlijk aanpassen? De verzorgenden?
‘Als een verzorgende dit leuk lijkt, kan dat zeker. Maar in sommige verpleeghuizen doen medewerkers van de linnendienst dit voor een kleine vergoeding. In andere zorginstellingen schakelen ze vrijwilligers in. Je kunt ook als verzorgende familie attenderen op de mogelijkheid om zelf de kleding te vermaken. Mijn boekjes kunnen hier goed bij helpen. Maar soms kan het nog wel een uitdaging zijn om familie te overtuigen.’
Hoezo?
‘Omdat de familie van de cliënt niet altijd snapt waar verzorgenden mee te maken hebben als ze zorg geven aan hun naaste. Dan zegt familie bijvoorbeeld: “Moeder heeft altijd maat 42 gehad en is niet aangekomen, dus die blouse moet ze toch gewoon passen?” Ze begrijpen niet dat de cliënt bepaalde bewegingen niet meer kan maken. Het kan dan helpen om familie uit te nodigen om bij een wasbeurt of het aankleden aanwezig te zijn. Dan zien ze met eigen ogen hoe het voor hun naaste is en tegen welke dingen verzorgenden aanlopen. Soms hoor ik ook het vooroordeel dat kleding er niet meer uitziet als je de schaar erin zet om de boel aan te passen.’
Is dat niet zo?
‘Zeker niet! Als ik een training geef, trek ik wel eens van tevoren functionele kleding aan. “Is jullie iets opgevallen?” vraag ik dan. En vervolgens laat ik zien wat er allemaal aan mijn kleding is aangepast. Dan valt hun mond soms open van verbazing.’
De boekjes van Sylvia Meinders zijn hier gratis te downloaden >>