Antwoord ouderenpsychologe Sarah Blom: ‘Bewoners die ruzie zoeken met medebewoners, voldoen meestal aan een bepaald plaatje. Ze dragen al in verhoogde mate negativiteit met zich mee. Ze lijden bijvoorbeeld onder een psychische aandoening, zoals borderline, of hebben een complexe persoonlijkheid. Ze hebben een kort lontje, voelen zich vaak eenzaam én zijn cognitief nog best goed.
Irritaties
Doordat hun hersenen ondanks de dementie nog redelijk goed functioneren, zijn ze zich ook heel erg bewust van hun omgeving, en de “gekke” mensen in de huiskamer. Ze hebben voortdurend medebewoners in hun blikveld die roepen, loopdrang hebben, herhalend gedrag vertonen, op tafels slaan, kwijlen, niet met mes en vork eten… Dat kan makkelijk irritaties oproepen.
Het is logisch dat als je een groep mensen op een klein oppervlak zet, er meer risico op conflict is. Dat zie je ook in gevangenissen: hoe kleiner de oppervlakte, hoe meer confrontaties er zijn. Het ís ook ongezond voor een mens, om 14 uur per dag samen te leven met mensen die je niet uitgekozen hebt. Je moet alles delen, niets is meer van jou, je kunt niet aan elkaar ontsnappen, daar wordt iedereen gauw kriegel van. Het is ook een manier van omgaan met je eigen afhankelijk. Juist waar mensen bij elkaar geplaatst worden in één groep, is er weinig meer van jou. Je hebt geen identiteit, geen eigen plek en moet alles delen.
Jaloezie
Daarnaast is het ook confronterend voor deze “lastige” bewoner: mensen met dementie die cognitief nog vrij goed zijn, zien hoe anderen zijn afgetakeld en kunnen beseffen dat zij er straks ook zo bij zitten. Er kan ook jaloezie meespelen. Want het kan frustrerend zijn dat mevrouw Pietersen, die de hele dag op je zenuwen werkt met haar gegil, bijna dagelijks vertroeteld wordt door haar dochter die op bezoek komt. Terwijl er niemand voor jou komt.
Het belangrijkste wat je in zo’n situatie moet beseffen als verzorgende, is dat er geen dader is. Vaak heb je de neiging om wél een dader te zien, namelijk de bewoner die lelijk doet tegen mevrouw Pietersen. En het slachtoffer: mevrouw Pietersen. Zo houden we het overzichtelijk voor onszelf. Maar dat is dus een valkuil: allebei de bewoners zijn slachtoffer. Want zij lijden alle twee. Dus je moet het beeld ‘dader-slachtoffer’ loslaten.
Op elkaars lip
Waarschijnlijk zul je dat ook beter begrijpen als je tot je laat doordringen wat ik eerder noemde: je zit de hele dag op elkaars lip, kunt niet aan elkaar ontkomen, het is confronterend, jaloezie kan een rol spelen en het ís ook zwaar om een huisgenoot te hebben die repeterend gedrag vertoont. Verzorgenden kunnen gek worden van roepende bewoners, dus hun medebewoners ook.
Wat doen we meestal als mevrouw Pietersen wordt uitgescholden door meneer Vooren? We gaan dit negen van de tien keer op strenge toon corrigeren: ‘Niet doen, meneer Vooren. Hou daarmee op, mevrouw vindt het niet fijn.’ Dat is niet slim, want je zet meneer Vooren hiermee direct weg als een lastige man. Dat heeft een impact op hemzelf, maar ook op zijn medebewoners.
Self-fulfilling prophecy
Als je steeds hoort dat je moet stoppen, of dat je niet aardig bent, waarom zou je dan nog je best doen om je goed te gedragen? Je krijgt dan self-fulfilling prophecy: mensen behandelen je als de lastpak, dus je gaat je gedragen als de lastpak. Mensen met dementie voelen feilloos aan hoe over hen gedacht wordt. Door verzorgenden, maar ook door hun medebewoners. Dus als je en plein public meneer Vooren boos toespreekt, maak je hem onbedoeld het lulletje van de groep, en dat heeft iedereen door. Met als gevolg: nog meer risico op uitsluiting van meneer Vooren, waardoor hij zich nóg meer gaat afzetten.
Troosten
Je hebt dus als verzorgende een enorme invloed op het gedrag van meneer Vooren. Hem óók als slachtoffer zien, is dus stap 1. Vervolgens doe je iets tegennatuurlijks: je richt je je niet op de scheldende meneer Vooren, maar op degene op wie hij boos is, mevrouw Pietersen. Ga bij haar zitten en troost haar, verwoord haar emoties: ‘Ik zie dat u overstuur bent, hij zegt dingen die u niet fijn vindt om te horen. Ik ben bij u. Meneer Vooren vindt het lastig om op een andere manier duidelijk te maken dat hij het moeilijk heeft.’
Misschien begrijpt mevrouw Pietersen je niet helemaal, maar ze ziet jouw geruststellende ogen, hoort de warmte en laagte van je stem, voelt het strelen over haar arm, of de grote cirkels die je maakt op haar rug: ze is niet alleen. Je bent er voor haar.
Verbinding
Vervolgens ga je het gesprek aan met meneer Vooren. Niet door hem streng toe te spreken en iets te zeggen als: ‘Wat doet u nou? Dat moet u niet doen.’ Want dan ben je direct de verbinding met hem kwijt. Want meneer Vooren denkt: wat zeg je me nou, een snotneus van dertig jaar jonger dan ik?
Oorzaak achterhalen
Je kunt beter iets zeggen als: ‘Ik hoor wat u zegt, u zegt kutwijf. U bent heel erg boos. U zult wel veel last van mevrouw hebben. Waar heeft u het meeste last van?’ Op deze manier kun je aan waardevolle informatie komen. Want misschien gaat de irritatie om iets kleins, wat je makkelijk weg kunt nemen. Hij kan bijvoorbeeld antwoorden dat mevrouw altijd als eerste eten opgeschept krijgt.
Sorry zeggen
Het kan dus een leermoment zijn. Maar het belangrijkste: je geeft meneer er een belangrijke boodschap mee. Namelijk: ik wijs jou niet af. Je mag er zijn, en je emoties ook. Je kunt ook iets zeggen als: ‘Ik snap zo goed dat u boos wordt van dat roepen en dat u er gek van wordt. Ik word er ook gek van.’ Dat is namelijk ook een goede manier om met de ander te verbinden: iets van jezelf delen. ‘Ik snap dat u haar een klap wilt geven. Ik wil graag kijken hoe we anders kunnen omgaan met uw boosheid. Dit is voor u ook helemaal niet fijn. Het spijt mij.’ Sorry zeggen kan hierin ook heel erg goed werken. Dit is sociaal automatisch gedrag, wat bij de mens met dementie nog heel lang behouden blijft. Mensen voelen zich gezien, begrepen en kalmeren.
Risicoprofiel
Maar eigenlijk ben je nu al in een situatie belandt die je wellicht had kunnen voorkomen. Als je in de gaten had gehad dat meneer Vooren een ‘riscoprofiel’ heeft in het boos worden op anderen. Dus: cognitief nog redelijk goed zijn, een uitdagende persoonlijkheid, negatieve gevoelens, en eenzaam. Als je dit wéét, kun je hierop inspelen in de huiskamer.
Interventies
Je zorgt er bijvoorbeeld voor dat hij zijn eigen plekje krijgt, zoals een stoel bij het raam met zijn naam erop, of een vaste plek buiten het zichtveld van bewoners die beduidend slechter functioneren. Zet er planten tussen, werk aan de tafelindeling, en zorg voor meer een-op-een contact. Koppel hem bijvoorbeeld vanaf het begin aan een vrijwilliger. Zo nemen gevoelens van eenzaamheid af.
Geen lastpak
En waak er dus voor dat hij niet het imago van ‘die vervelende chagrijnige man’ krijgt. Ik noemde net al dat wanneer je hem behandelt alsof hij een lastpak is, hij zich gaat gedragen als een lastpak. Maar dat werkt ook andersom: wanneer je iemand gaat prijzen, complimenten geeft, en zijn gevoel van eigenwaarde vergroot, zal hij zich eerder naar dit beeld gedragen.
Vraag hem bijvoorbeeld om je te helpen, al zijn het de kleinste dingen. ‘Meneer Vooren, u zou me zo blij maken als u me even dat doekje wilt aangeven.’ ‘Kunt u mijn rug even krabben, ik kan er nét niet bij.’ Laat hem iets doen waardoor hij zich nuttig voelt, zoals het verzorgen van de planten of rondbrengen van thee. Of sorteren van spullen, iets in elkaar timmeren. Iets laten tillen dat alleen een man met spierballen kan. En complimenteer, dat kan ook indirect, naar je collega: ‘Wat gezellig he, dat meneer Vooren er ook even bij zit.’ Als je meneer Vooren behandelt als fijne vent, gaat hij zich ook gedragen als fijne vent. Dit is een heel krachtig fenomeen. Behandel iemand zoals je hem graag ziet.
Wat ikzelf ook vaak zeg, als ik bijvoorbeeld iets te laat op een afspraak kom: ‘Ik ben zo blij dat ik met u een afspraak heb, want u bent altijd zo begripvol. U wordt er niet boos om.’ Of ik zeg zelf een keer in de huiskamer: ‘Oh, ik word gék van dat geroep om me heen.’ Dan denkt meneer: ik ben niet de enige. Ze begrijpt mij, ze weet wat ik doormaak.
Emotionele verbinding
Of ik zeg: ‘Ik moet echt even tot rust komen en tot tien tellen hoor, telt u met me mee?’ En terwijl ik diep met meneer in- en uitadem, wordt hij kalmer. Maar ik doe alsof het voor míj is, en dat hij me erbij ondersteunt. Al dit soort momenten zorgen voor emotionele verbinding en nieuwe emotionele ervaringen bij meneer. Waardoor hij de volgende keer misschien niet meer weet wie ik ben, maar wél welk gevoel ik hem geef. En dat helpt weer als je hem als verzorgende moet verzorgen.
Keuzemogelijkheden
Verder helpt het om iemand keuzemogelijkheden te geven. Zo geef je de bewoner een stukje van zijn identiteit en autonomie terug. Het zijn juist continu de kleine momenten, die mensen het grootste gevoel van waardigheid geven: ‘Wilt u met heet water of warm water douchen?’ ‘Wilt u de injectie in uw linker- of rechterarm?’ ‘Wilt u voor het eten wat drinken, of erna?’ ‘Wilt u nu al uw toetje, of nog even wachten?’
Eigen grenzen
Vraag je ook af: heeft mevrouw Pietersen echt te lijden onder het gedrag voor meneer Vooren? Je kunt extra met haar meeleven, omdat bij jezélf kinderwonden opengaan door de boze meneer Vooren. Hij herinnert je bijvoorbeeld aan je dominante vader, of broer die over je grenzen ging. Daardoor heb je de neiging om meneer Vooren door een donkere bril te bekijken, maar zet je mevrouw Pietersen ook misschien helemaal onterecht in de slachtofferrol.
Signalen
Dus check bij haar of ze er last van heeft als hij op haar moppert: wordt haar gezicht somber? Zakken de wenkbrauwen? Begint ze zenuwachtig te trillen? Staan haar ogen angstig? Zo niet, dan kun je je afvragen of het zin heeft om hier veel energie in te steken. Meneer Vooren zal nooit een perfecte burger worden, en mevrouw heeft er blijkbaar niet zo’n last van. Je werkt bij een zorginstelling, geen opvoedgesticht. In het dagelijks leven heeft iedereen te dealen met mensen die je niet zo liggen. Dat hoort erbij.
Spreek wel in een ethisch overleg met collega’s af waar de grens ligt. Wat vinden we ervan? En wat kunnen we doen? De conclusie kan dan bijvoorbeeld zijn dat je commentaar en gemopper laat gaan, maar dat als meneer haar voor ‘kuthoer’ uitscheldt en een duw geeft, je ingrijpt. Dan geldt dus: eerst naar mevrouw gaan. Daarna ontferm je je over meneer: ‘Ik zie dat u boos bent, en u heeft hier alle recht toe. Het wordt u op dit moment te veel zie ik, ik ga voor u zorgen. Ik breng u even naar het restaurant beneden.’ Let hierbij op de toon van je stem: je zegt dit niet vanuit een dreigement van uitsluiting, of corrigeren. Maar vanuit de behoefte en zorg voor meneer.
Personeelstekort in zorg
Tot slot vind ik het belangrijk om te benoemen dat dit gedrag niet volledig is toe te schrijven aan dementie, want zorgverleners kunnen de neiging hebben om het daarop te gooien. De dementie zorgt er hooguit voor dat de remmingen wegvallen, iemand gooit het er sneller uit als hij boos is. Maar die woede komt ergens vandaan en de bezuinigingen in de zorg hebben hier grote invloed op. Weinig persoonlijk contact door personeelstekort, gestreste verzorgenden, langer rondlopen in een natte inco omdat er te weinig mensen zijn die je kunnen helpen: dat heeft gevolgen voor de sfeer op de groep. Dus om het negatieve gedrag van meneer Vooren alleen bij hem neer te leggen, is niet redelijk.
Ook een vraag voor Sarah Blom? Mail naar redactie.tvv@bsl.nl ovv ‘ Vraag voor Sarah’