Verzorgenden kunnen met onbegrepen gedrag te maken hebben, als de cliënt bijvoorbeeld dementie, NAH, de ziekte van Korsakov of last van andere psychiatrische problematiek heeft. Het gedrag van de cliënt kan heftig zijn voor de zorgverlener, zegt Peter Moors, die trainingen geeft over omgaan met onbegrepen gedrag: ‘Het is logisch dat het je raakt wanneer iemand boos wordt of je uitscheldt. Dat zou iedereen raken, of je nu verzorgende bent of niet.’
Goed reageren
Hoe complexer het gedrag van een cliënt is, des te belangrijker het is dat je als verzorgende op de juiste manier reageert: ‘Want als je geïrriteerd op het gedrag van de bewoner reageert, zal het onbegrepen gedrag waarschijnlijk alleen maar toenemen.’
Botsen van behoeftes
Moet je dan je eigen emoties uitschakelen? Nee, dat is vrijwel onmogelijk, stelt Moors. ‘Iedereen neemt zijn eigen persoon mee in zijn werk. Dat wil zeggen: wie je bent, met je eigen normen en waarden, achtergrond, opvoeding. Dat kun je niet uitvlakken, want het kan ook van pas komen in je werk. Als je van huis uit zorgzaam en gevoelig bent, is dit een handige eigenschap als verzorgende. Maar soms schuurt het. Omdat je eigen behoeftes botsen met de behoeftes van de cliënt.’
Afsnauwen
Vervolgens schetst hij een situatie waarbij dit schuurt op je werk: ‘Stel dat je lief bent voor een bewoner met dementie en je tegen haar zegt: “We hebben lekkere frietjes gebakken, komt u gezellig mee-eten?” en de bewoner begint je hierop uit te schelden. Dan is wellicht de eerste emotie die je voelt boosheid. Want je komt met de beste bedoelingen naar mevrouw, doet hartstikke aardig, en dan snauwt ze je zo af.’
Onveilig gevoel
Deze emoties zijn logisch, maar het is ook belangrijk om vervolgens verder te kijken dan dat, adviseert Moors. ‘Dan zul je zien dat jouw behoeftes niet matchen met de behoeftes van de cliënt. Want zij heeft bijvoorbeeld in haar jeugd veel onveilige situaties gekend, en naarmate de dementie vordert gaat ze steeds meer terug naar deze kindertijd, met de onveilige gevoelens die hierbij horen. De behoefte van mevrouw is veiligheid, en die vindt ze op dat moment niet in jouw vriendelijke verzoek om gezellig mee te eten. Ze wil op haar plekje blijven en hiervan weggaan voelt bedreigend.’
Dus probeer als verzorgende even uit de zoomen en te zien wat de behoeftes van de cliënt zijn, wat jouw eigen behoeftes zijn, dat deze niet matchen, en dat dit vervolgens okay is. Moors: ‘Je kunt dan ervoor kiezen om jouw eigen behoeftes even te parkeren, en je te realiseren dat je de erkenning niet bij deze mevrouw moet zoeken, maar bij iemand anders, zoals een andere bewoner of je collega’s. Vervolgens probeer je mee te buigen met de behoeftes van de cliënt. Dus spreek haar bijvoorbeeld vriendelijk, met zachte stem toe en geef haar de ruimte om te blijven waar ze is. Eventueel kun je extra veiligheid bieden door even bij haar te gaan zitten, als ze dit fijn vindt.’
Collega’s goed opvangen
Het verschilt per verzorgende hoe hard bepaald gedrag van een cliënt binnenkomt, zegt Moors. ‘Want we hebben allemaal een andere achtergrond. De een kan een tirade van een bewoner beter van zich af laten glijden dan de ander. Het is wel belangrijk dat je elkaar als collega hierbij ondersteunt. Wat er nu vaak gebeurt is dat collega’s de cliënt gaan verdedigen: “Je weet toch dat mevrouw zo is? Trek het je niet aan.” Het is veel meer helpend als je tegen elkaar kunt zeggen dat het heel begrijpelijk is dat je van slag bent.’
Negatieve gevoelens ervaren in het contact met de cliënt is niet onprofessioneel, stelt Moors. ‘Gevoelens als angst, verdriet, machteloosheid, of boosheid worden vaak onwenselijk of zwak genoemd. Onzin, jouw gevoel is jouw gevoel, dat maakt wie je bent als mens. Dat is niet goed of fout.’
Trigger
‘Veel zorgverleners hebben ook hun eigen problemen en soms moeilijke levenservaringen waar ze nog mee worstelen’, vervolgt Moors, ‘het gedrag van cliënten -dat best intens kan zijn- kan daarin triggerend werken en soms zelfs oude wonden openrijten. Het is belangrijk dat je hier als verzorgende bij stilstaat, en goed voor jezelf blijft zorgen. Zodat je ook de beste zorg aan je cliënt kunt blijven geven.’