COVID-19 is een woord dat ik inmiddels niet meer kan hóren. Een tijdje terug las ik in de rapportage: ‘Bewoner wordt getest op COVID-19, gaan verzorgen met PBM.’ Er zijn twee vermoedelijke besmettingen in de zorginstelling waar ik werk. Het zal wel mee vallen, denk ik. De verdachte gevallen op andere afdelingen hadden ook allemaal een negatieve uitslag. Op mijn afdeling zal ook geen coronavirus heersen…
48 uur later lees ik: “COVID-19 positief.”
Ach, zal allemaal wel mee vallen. Was weer mijn eerste gedachte.
Nu drie weken later: 18 kamers leeg…
De gedachten die ik had bij de eerste 48 uur, hebben nu plaatst gemaakt voor nieuwe gedachten: wat een slechte film, komt hier geen einde aan? Hoeveel bewoners moet ik nog afstaan? Is dit dan echt de laatste positieve cliënt? Of volgen er nog meer, omdat deze bewoner niet geïsoleerd kan worden? Gaan we dan echt voor een lege afdeling? En dan? Staan er nog wel mensen op de wachtlijst? En als er mensen binnen komen, beginnen we dan niet weer van voor af aan?
Nadat de eerste bewoners overleden zijn aan COVID-19, betrap ik mezelf op gedachten als: Oh, weer een? En: wie zal nu de volgende zijn? Ik merk dat ik verdoofd begin te raken. Heel soms komen er wat emoties los, maar de laatste week lijkt het wel of ik het allemaal normaal vind worden. Dit is een kant van mezelf die ik niet ken. Ik ben iemand die normaal ontzettend emotioneel is. En ben nu degene die tegen de uitvaartmedewerkers zegt: ‘Jullie weten de weg ondertussen naar buiten wel he? Fijne dienst nog.’
Dit ben ik niet, dit wil ik niet zijn. Maar voor nu, ben ik dit blijkbaar wel en is mijn lichaam in een afweermechanisme geschoten. Puur om mijzelf te beschermen. Tot deze tijd voorbij is.
Amber is niet haar echte naam.