-
-
- Houd je cliënt zo lang mogelijk in de alerte fase: ‘Tijdens een dag, doorloopt iemand met LBD drie fases van alertheid. De eerste is subalert, waarbij je cliënt suf en slaperig is. Je krijgt hem niet wakker geschud. De tweede is optimale alertheid. Hierbij is je cliënt goed aanspreekbaar, in een goed humeur en fysiek relatief fit. In de derde fase is de cliënt hyperalert, wat betekent dat je cliënt geprikkeld, angstig of gefrustreerd kan zijn. Hierbij kan hij probleemgedrag gaan vertonen, zoals tegenstribbelen bij de zorgmomenten, roepen en slaan. Het is belangrijk dat je als verzorgende de optimale alertheid weet op te rekken. De cliënt kan makkelijk van de subalertheid in de hyperalertheid schieten als hij bijvoorbeeld wakker schrikt, of schrikt van een hard geluid. Reageer hier als verzorgende direct op door bij meneer te gaan zitten en te zeggen: “Ik ben Margriet, ik heb een lekker glaasje appelsap voor u meegenomen, dan kunt u rustig wakker worden.” Blijf er even bij zitten en drink zelf bijvoorbeeld ook een glaasje appelsap, zodat meneer niet direct in de hyperalertheid kan schieten.’
2. Is je cliënt boos of buiten zinnen? Dan is hij niet voor rede vatbaar: ‘Als iemand hyperalert is en roept en gilt dat er een spelletje met hem gespeeld wordt, heeft het geen zin om hem rationeel te benaderen. Daar is je cliënt op dat moment niet toegankelijk voor. Soms zie ik in verpleeghuizen hoe vier verzorgenden om een boze bewoner staan om hem te kalmeren, maar dat heeft helemaal geen zin. Breng hem naar zijn kamer en zeg duidelijk waarom je dit doet, want mensen met LBD begrijpen vaak heel goed wat je zegt: “Ik zie dat u overstuur bent en kan even niets voor u doen. Ik blijf in de buurt en kijk over een paar minuten of ik iets voor u kan doen.” Zet een vertrouwd muziekje aan en kom ook na een paar minuten daadwerkelijk terug om te kijken hoe het gaat. Zo weet je cliënt dat je om hem denkt en je om hem bekommert. Dit werkt uiteindelijk kalmerend.’
-
- 3. Zorg voor duidelijke rituelen: ‘Het is voor mensen met LBD belangrijk dat ze zich veilig voelen, en dat doe je onder andere door rituelen in te slijten. Dat zit hem niet alleen in op gezette tijden opstaan, wassen en eten, maar ook de context waarin je het aanbiedt. Dus krijgt iemand standaard wat te drinken voor het slapengaan, wordt steeds hetzelfde muziekje opgezet als je hem uit bed haalt en leg je alles op dezelfde manier neer. Doe bijvoorbeeld een sjaal om als je iemand door gangen verplaatst, breek gezellige activiteiten niet plotseling af, maar maak een overgang door even bij iemand te blijven zitten nadat hij terug is gebracht en verleng dan langzaam dat lijntje door ook met andere bewoners in de huiskamer bezig te zijn. Het is belangrijk om in taal te geven aan wat je doet.’
- 4. Check of aan de basisbehoeften wordt voldaan: ‘Mensen met LBD worden vaak afgerekend op negatieve interactie in de groep, dus wordt er meteen gekeken hoe je dit gedrag kunt stoppen. Maar je kunt beter eerst kijken of de basisbehoeftes van iemand in orde zijn. De piramide van Maslow geeft dit mooi aan: onderaan de piramide staan de belangrijkste behoeftes. Als deze niet vervuld zijn, is het lastig om hogerop dingen voor elkaar te krijgen, zoals veranderingen in het gedrag. De piramide begint met lichamelijke behoeftes: heeft iemand voldoende te eten en te drinken? Heeft hij geen pijn? Slaapt hij voldoende zodat hij genoeg energie heeft? Voelt hij zich veilig en erkend?’
Omgaan met cliënten met Lewy Body Dementie: 4 tips
Mensen met Lewy Body Dementie vragen een andere benadering dan wanneer het om een andere vorm van dementie gaat. Wat is belangrijk om als verzorgende te weten? GZ-psycholoog Magda Hermsen geeft 3 tips.
Als dagbestedingscoach expertise onbegrepen gedrag krijg ik met regelmaat te maken met een hulpvraag vanuit de zorg die een oplossing vraagt voor afwijkend gedrag van een bewoner, in plaats van het leren begrijpen van dat afwijkende gedrag en zo de eigen benadering aan te passen. Te vaak zie ik dat bewoners over een kam geschoren worden; zelfs de medische diagnose luidt in bijna alle gevallen “Alzheimer” of “vasculaire dementie”. M.i. begint het idd met de juiste diagnose maar ook de kennis en vaardigheden om deze bewoners goed te kunnen begeleiden is broodnodig in de huidige verpleeghuiszorg.