- Je begint altijd bij de kleine teen met zwachtelen: Wond- en compressiespecialist Jacobine Melis -bekend van wondzorgtips op Insta als Jacobine Pleeg en Juf en trainer bij bedrijf Ontplooi– krijgt elke week tijdens haar cursussen dezelfde vraag van zorgprofessionals: ”Jacobine, waar moet ik beginnen met het zwachtelen van een been: bij de grote teen of de kleine teen?”. Voorheen maakte het bij wasbare korte rekzwachtels niet uit bij welke teen je begon, vertelt Melis: ‘Je tweede zwachtel zwachtel je namelijk de andere kant op, dus die geeft weer tegendruk. Inmiddels heeft Vilans de protocollen aangepast: je begint nu altijd bij de kleine teen. De reden hiervoor is dat wanneer je zwachtelt vanaf de kleine teen, de voet in een natuurlijke positie komt. Als je begint met zwachtelen vanaf de grote teen, kun je de voet in een positie brengen waarbij je op de zijkant van je voet gaat lopen en je minder goed je voet afrolt.’ Dit beaamt Bram Hengeveld, protocolschrijver bij Vilans: ‘Met de eerste zwachtel zet je de toon. Dus je kunt dan beter bij de kleine teen beginnen, zodat de voet meteen in een natuurlijke stand staat.’
2. Houd bij hoe vaak je de korte rekzwachtel wast: ‘Bij korte rekzwachtels gaat de elasticiteit eruit als je ze te vaak wast. In ziekenhuizen worden deze zwachtels regelmatig na een dag weggegooid, wat natuurlijk zonde van het geld en materiaal is. Maar in verpleeghuizen of de thuiszorg zie je vaak het omgekeerde gebeuren: niemand weet hoe vaak de zwachtels gewassen zijn, en soms worden ze een half jaar gebruikt. Er wordt zelden bijgehouden hoe vaak ze daadwerkelijk zijn gewassen. “Ja ik voel dat wel aan de zwachtel zelf, of de rek eruit gaat”, zeggen verzorgenden wel eens. Maar hoe weet je nou dat dit moment bereikt is? Dus: check in de gebruiksaanwijzing hoe vaak je de zwachtels kunt wassen en houd dit vervolgens bij. Dat kan bijvoorbeeld simpel door voor elke wasbeurt een streepje te zetten aan het uiteinde van de zwachtel: je turft de wasbeurten dus met een watervaste stift. Dus als je iemand drie keer per week moet zwachtelen en je mag de zwachtels maar vijftien keer wassen, en je zou ze elke keer moeten wassen omdat iemand bijvoorbeeld huidletsel heeft, dan gaat het hard. Één paar om het been en één paar in de was, betekent elke tien weken twee paar zwachtels vervangen.’
3. Zorg ervoor dat je de zwachtels strak oprolt: ‘Veel verzorgenden zullen dit allang weten, en tóch zie ik in regelmatig gebeuren dat verzorgenden de zwachtels laten oprollen door de cliënten. Aan de ene kant snap ik dat: want het scheelt je al snel tien minuten en de cliënt vindt het vaak ook fijn even iets voor je te kunnen doen. Maar die kostbare minuten zorgen ervoor dat je hier láter, als je een been zwachtelt, heel veel profijt van hebt. Ze zijn dus zeker niet verspild en het is een belangrijk klusje. Veel verzorgenden vragen aan me: “Jacobine, hoe weet ik nou of ik met voldoende druk zwachtel?” Ik antwoord dan altijd dat alles begint met de juiste voorbereiding en techniek. Als de zwachtel te losjes is opgerold, heb je al een slecht uitgangspunt als je begint met het been zwachtelen. Je gaat tijdens het zwachtelen bijsturen en daardoor wordt het moeilijk om beenvolgend te werken. Een goed strak opgerolde zwachtel is dus een must voor je kwaliteit van zwachtelen. Dat is de basis. Als het hierin misgaat, moet je niet verbaasd zijn dat ’s avonds je zwachtel is afgezakt. Hoe je zeker weet dat een zwachtel strak genoeg is opgerold? Je kunt hem dan niet meer buigen. Overigens kan de starheid wel per type product verschillen. Ook goed om te weten: wanneer je een zwachtel voor langere tijd strak opgerold laat, gaat dit ten koste van de elasticiteit. Ik adviseer dus om óf de zwachtel strak op de rollen vlak voordat je gaat zwachtelen, of vanaf de laatste zwachtelwissel.’
4. Geef geen rukjes aan de zwachtel tijdens het zwachtelen: ‘Bij het zwachtelen van een been volg je de contouren van het been. Als je een goed opgerolde zwachtel hebt, geef je over de hele breedte van de zwachtel druk. Wanneer je deze tussendoor gaat optillen, zal je eerder gaan “sturen” waardoor er drukverlies optreedt. Het nodigt ook uit om tussendoor “rukjes” te gaan geven aan de zwachtel, waarmee je het risico vergroot op “te strak” zwachtelen met de bekende complicaties tot gevolg. Daarnaast is het gewoon prettig werken, wanneer iedereen in het team deze handeling op dezelfde wijze uitvoert.’