Verzorgenden moeten dus vaker hun mond opentrekken?
‘Als ze iets willen veranderen in de organisatie, is dat zeker belangrijk. Verzorgenden kennen de cliënten het beste en weten wat ze nodig hebben. Als zij niet aan de bel trekken over hoe zorg beter of anders georganiseerd kan worden, is dat zonde.’
Wat is een ambassadeur verzorgende?
‘V&VN zette de ambassadeurstrajecten een paar jaar geleden op: 45 verzorgenden ig hebben geleerd om meer voor hun vak op te komen en zijn zo ambassadeur voor beroepsgroep geworden. Ze hebben trainingen gehad in netwerken en onderhandelen, presentaties geven, en stilstaan hoe de boodschap overkomt, zodat àls ze iets aan de kaak willen stellen, ze goed weten hoe dit moet. Ik heb samen met andere onderzoekers van de VU Amsterdam onderzocht wat het traject de ambassadeurs en de organisaties opleverde, en wat wel en niet werkt in het traject.’
Ambassadeurs merkten op dat verzorgenden goed kunnen klagen, maar er niks aan doen?
‘Klopt, dat noemden ze zelf een Calimero-houding. Dat is het aannemen van een slachtofferrol: alsof jij geen invloed kan uitoefenen, niks te zeggen hebt, of dat niemand hoort wat je zegt. Om als beroepsgroep beter gehoord en gezien te worden is het belangrijk dat verzorgenden deze houding loslaten en stoppen met zwijgen.’
Maar er zijn toch ook verzorgenden die hun mond opentrekken, maar naar wie niemand luistert?
‘Het is dan interessant om te onderzoeken waaróm niet. Van je laten horen betekent nog niet altijd dat anderen ook horen of begrijpen wat je zegt. Dit merkten we ook bij de ambassadeurs. Ze vertelden dat ze regelmatig ideeën aandroegen, maar dat hier dan niks mee gedaan werd. Vroeger hadden ze het bijltje er dan bij neergegooid. Nu niet meer.’
Wat deden ze dan?
‘Ze stonden stil bij hoe zij op anderen overkomen als ze iets zeggen. Veel ambassadeurs gingen hierover met collega’s in gesprek. Zo ontdekte een verzorgende dat zij soms kattig overkomt, terwijl dat niet zo bedoeld is. Een andere verzorgende ontdekte dat ze in haar hoofd veel denkstappen maakt die ze niet vertelt. Daardoor begrepen collega’s haar verhaal niet altijd helemaal en zeiden ze algauw: “Nee, niks voor ons.” Niet direct je mening geven bleek ook heel belangrijk: stel eerst vragen. En luister goed naar wat de ander zegt. Voor sommige verzorgenden werkt het goed als zij eerst opschrijven wat ze tegen een collega of in een teamoverleg willen zeggen. Zij laten nu veel vaker en gemakkelijker van zich horen.’
Dus dat er niet naar verzorgenden wordt geluisterd, is dat hun eigen schuld?
‘Nee, zeker niet. Er zijn helaas ook zorginstellingen die nog niet openstaan voor input van de verzorgenden. Dat is heel jammer, want zij kunnen veel belangrijke informatie geven. Gelukkig zijn er steeds meer zorginstellingen die wél luisteren naar hun zorgpersoneel. Zo was er in een organisatie een cursus waar alleen verpleegkundigen heen mochten. Een ambassadeur verzorgende was het daar niet mee eens. Ze gaf dit aan en zorgde ervoor dat verzorgenden nu ook naar die cursus mogen. Een aantal ambassadeurs vond het raar dat er een apart overleg voor alleen verpleegkundigen bestond. Omdat daar eigenlijk geen goede reden voor was, zitten er nu wel verzorgenden bij. Sommigen maakten zich zorgen over hun bekwaamheid in het uitvoeren van verpleegtechnische handelingen. In verschillende organisaties gingen ze opnieuw kijken naar de verdeling hiervan tussen verpleegkundigen en verzorgenden.’
Zien verzorgenden bestuurders als boeman?
‘Het cliché is wel waar: onbekend maakt onbemind. De deelnemers aan het ambassadeurstraject hebben allemaal een dagje meegelopen met de bestuurder, en zij merkten: hey, het is gewoon een mens. En vaak nog een leuk mens ook. Maar het geldt ook andersom: de bestuurders weten ook niet altijd wie hun zorgprofessionals zijn. Ik adviseer verzorgenden om hun bestuurder te mailen met de vraag of ze met elkaar kunnen meelopen en ervaringen kunnen uitwisselen. Dan zie je dat er meer mogelijk is dan je denkt.’