Bart Cusveller, docent en onderzoeker Verpleegkunde en Zorgethiek aan hogeschool Viaa in Zwolle: ‘Begin met uitzoeken wat die persoon precies voelt. Het is begrijpelijk als je iemand meteen gerust wilt stellen. Bijvoorbeeld door te zeggen dat zoon of dochter toch langskomt. Maar dat is niet verstandig. Misschien voelt het contact met zoon of dochter voor je cliënt niet prettig. En dan praat je cliënt na jouw goedbedoelde opmerking misschien niet meer zo makkelijk. Dus: eerst luisteren. Zoek een moment waarop je alleen met de persoon kunt zijn. Diegene moet jouw volledige aandacht krijgen, en de zekerheid hebben dat niemand anders meeluistert. Want hij of zij heeft een emotioneel verhaal te vertellen. Zo’n moment kan bijvoorbeeld tijdens het douchen zijn. Dan ben je een tijd samen met de bewoner. Benut die tijd. Vraag aan de bewoner of hij inderdaad op dat moment erover wil praten. Zo niet, vraag wat dan wel een prettig moment is. Ook belangrijk: ga op zoek naar nieuwe contacten voor de bewoner. Dat nare gevoel komt vaak voort uit een gebrek aan relaties. Familie en vrienden vallen weg, er is minder contact met buren, of je cliënt kan niet meer naar activiteiten. Misschien wil een vrijwilliger wel met de cliënt wandelen, of samen een hond uitlaten. Vraag aan je collega’s welke tips voor contacten zij kunnen geven.’
Bert Keizer, specialist ouderengeneeskunde bij de Levenseindekliniek: ‘Verzorgenden hebben een timmermansoog voor wat mensen meemaken. Vertrouw op je waarneming en laat anderen zo duidelijk mogelijk weten wat de bewoner of cliënt doormaakt. Als je in een verpleeghuis werkt, vertel op de teamvergadering wat je opvalt. Aan de bewoner merk je of je meteen moet handelen of dat je bijvoorbeeld een paar dagen later kunt overleggen. Werk je in de thuiszorg, dan is je rol als verzorgende nog belangrijker. Er is geen team wat de hele dag op de cliënt let. Je hoeft niet zelf de huisarts te bellen, maar het is wel belangrijk dat de huisarts weet welke behandeling nodig is. Dus noteer zo duidelijk mogelijke informatie in het dossier, zodat indien nodig de huisarts de beste keus kan maken over een behandeling. Let ook op de thuissituatie. Zit de koelkast vol met producten die over de datum zijn, dan eet iemand waarschijnlijk niet goed. Heb je ook maar een beetje het gevoel dat iemand meer hulp nodig heeft, vertel dat aan je teamleider. Bel ook zo snel mogelijk de familie. Niet alleen om hen te informeren, maar ook om hen de kans te geven hun gevoelens te delen. Cliënten en familieleden hebben meestal één verzorgende waar ze het liefst mee praten. Vraag wie dat is en zorg dat ze die verzorgende snel kunnen spreken.’
Bert Keizer is een van de sprekers op Het Dementiecongres op 8 november >>
Hans Becker, ouderenzorgvernieuwer en voormalig bestuursvoorzitter Humanitas: ‘Als iemand zegt, “ik wil niet meer”, komt dat meestal doordat iemand zich afhankelijk voelt. Als je drie maanden door iemand anders gewassen wordt, kan je achteruitgang heel confronterend zijn. Zoek naar manieren waardoor iemand weer voor zichzelf kan zorgen. Kan je cliënt niet zijn hele lichaam meer wassen? Geef hem in ieder geval de kans om de bovenkant zelf te wassen. Dan duurt het maar wat langer. Geef een bewoner ook meer huishoudelijke taken. Zo erg is het toch niet als een kopje breekt? Eerst mensen zelf alles laten proberen en pas als het echt niet gaat, kijken hoe je kunt ondersteunen. Dan ervaren mensen meer waarde in hun leven en verdwijnt het gevoel van geen zin meer. Ook een huisdier laat levensmoeheid verdwijnen. Onderzoek van Marie-José Enders laat zien dat bewoners van verpleeghuizen zich minder eenzaam voelen met een huisdier. Ze kunnen eindelijk weer een band opbouwen. Ze praten meer, bewegen meer, zijn alerter. Dus vraag of iemand een huisdier wil, een hond, kat, kanariepietje? En haal meteen bezwaren weg. “Als het u niet lukt laten vrijwilligers ze uit” en “Wij leggen contact met de dierenarts.”
Corina Gielbert, directeur Nationaal Ouderenfonds: ‘Ik moet gelijk denken aan een mevrouw waar een vrijwilliger laatst over vertelde. Ze was heel eenzaam, had niemand meer voor een alledaags praatje. En ze maakte zich zorgen over de wereld. Ze wilde niet alleen over het eten kunnen praten, maar ook over politiek en terrorisme. Ieder mens moet de mogelijkheid hebben om te praten over wat hem of haar bezighoudt. Zoek uit hoe je ervoor kunt zorgen dat iemand meer waardevolle gesprekken kan voeren. Kijk verder dan de activiteiten die je organisatie al aanbiedt. Wij bieden bijvoorbeeld de gratis belservice Zilverlijn aan. Vrijwilligers bellen hen meerdere keren per maand. Clubs en verenigingen zoals breiclubs kunnen ook een uitkomst zijn. Omdat als je dan een keer niet komt, mensen je duidelijk maken dat ze je gemist hebben. Dan gaan leden nog meer hun best doen om jou een goed gevoel te geven. Vraag ook of de cliënt graag wil praten over wat belangrijk is in het leven. Ook mensen die niet religieus zijn kunnen die behoefte hebben. Als je zo’n gesprek niet zelf kunt voeren, informeer dan een geestelijk verzorger.’
Marinus van den Berg, auteur en voormalig verpleeghuispastor: ‘Je mag tegen de ander zeggen dat je schrikt. Dat is juist goed, want je laat zien dat je de ander serieus neemt. Wanneer iemand zegt dat hij het niet meer ziet zitten, is dat een roep om hulp. Dus stel vragen. Een goede vraag is bijvoorbeeld: ‘Waarom zegt u dat nú?’, met de nadruk op nu. Zo’n vraag geeft iemand de gelegenheid om zijn verhaal te vertellen. Open vragen zijn meestal handiger dan gesloten vragen. Dus vragen waar je cliënt meer op kan antwoorden dan “ja” of “nee”. Een gesloten vraag die wel belangrijk is: heeft u dit tegen iemand anders gezegd? Met het antwoord kun je beter inschatten of iemand zich alleen vandaag niet prettig voelt, of al weken. Niet doen: gevoelens uit iemands hoofd proberen te praten. Je helpt iemand het beste als je rekening houdt met bestaande gevoelens, en dat lukt alleen als je veel vragen stelt. Zo ontdekte ik waarom een man worstelde met het leven. Hij kon niet omgaan met afhankelijkheid in een verpleeghuis, omdat hij heftige oorlogssituaties had gemaakt: een razzia, hongersnood, opsluiting, medegevangen die doodgeschoten werden. De les die ik en de verzorgenden leerden: nog duidelijker maken aan deze man wat hij per dag kon verwachten, aan zorg, aan activiteiten. Zodat hij de garantie kreeg dat er niets gebeurde wat hem kwaad kon doen.’
Bij welke signalen extra alert op neiging tot suïcide?
‘Ik wil niet meer’ hoeft niet te betekenen dat iemand daadwerkelijk zijn/haar leven wil beëindigen. Maar het kan dat wel betekenen. Volgens pastor Marinus van den Berg moet je je echter extra zorgen maken om mensen die niets zeggen. Ook opleider en trainer in sociale psychiatrie Paul van Hoek benadrukte eerder in Tijdschrift voor Verzorgenden dat terugtrekken zo’n signaal is. Van Hoek: ‘Let ook extra op cliënten die minder eten, minder aan activiteiten deelnemen of sneller boos worden.’ Andere signalen om alert op te zijn: mensen die spullen weggeven of regelmatig om een notaris vragen.
Zie ook: Klaar met leven? Ouderen en het levenseinde in psychologisch perspectief, uitgever: BSL, ISBN 9789036810937