Het is kwart over zeven en we zijn net klaar met de overdracht als Arie en Wim gearmd bij het kantoor komen. Beide heren zitten onder het bloed. Bij Wim stroomt het bloed uit zijn neus en bij Arie zie ik bloed uit zijn mond komen. Op de nachtkleding van de mannen zitten flinke rode vlekken. ‘Wat hebben jullie gedaan?’, roepen al mijn collega’s door elkaar heen. Onze broeder Fred is wat doortastender: ‘Daar komen we straks wel achter, ik verzorg Wim en Wendeline, neem jij Arie mee?’ Als ik met Arie naar de badkamer loop om hem te verzorgen, zie ik een spoor van bloed door de gang naar de huiskamer toe. Ik vraag mezelf af wat er toch gebeurd kan zijn.
Wim en Arie liggen elkaar niet zo. Wim woont al langer bij ons, hij is lange tijd de enige man geweest op een woning vol vrouwen. Wim was vroeger een harde werker op de scheepswerf, hij is het type doe-maar-normaal. Arie is een half jaar geleden bij ons komen wonen. Hij had een leidinggevende functie en door zijn dementie denkt hij dat hij die rol nog steeds heeft. De hele dag beleeft hij alsof hij op zijn werk is. Arie “bepaalt” wanneer het koffiepauze is en wie welke taak moet uitvoeren. Tijdens een gezellig koffiemoment kan Arie ineens opstaan en zeggen: ‘Zo en nu weer allemaal aan het werk!’
Als ik Arie verzorg, vraag ik aan hem wat er is gebeurd. Vanwege zijn dementie verwacht ik niet echt een juist antwoord. Arie begint te vertellen ‘Hij zei dat ik in de weg liep. Nou ik liep gewoon bij mijn kamer. Maar hij stond op de gang. Ik zei dat hij zelf weg moest gaan en als hij dat niet deed, dat ik hem mores zou leren…’ Ik schud mijn hoofd. ‘Jullie kunnen elkaar beter uit de weg gaan Arie, wat moet ik nu tegen je vrouw vertellen?’ Arie lacht: ‘De waarheid! Dat ik die vent op zijn bakkes heb geslagen. De opschepper blijft maar zeggen dat hij bokser is geweest.’ Ondertussen wordt Wim door Fred verzorgd. Fred vraagt ook aan Wim wat er is gebeurd en tot onze verbazing blijken de verhalen overeen te komen. Aan Fred en mij de twijfelachtige eervolle taak om de partners van deze vechtersbazen in te lichten. Later op de ochtend zitten Wim en Arie tot onze schrik aan dezelfde tafel koffie te drinken. Ze hebben elkaar weer opgezocht. Wim lacht: ‘Ik zei toch dat ik goed kon boksen vroeger!’ ‘Nou en of’, antwoordt Arie, ‘met je rechtse is nog steeds niets mis hoor!’
Lees ook: Blog Wendeline: ‘Iedere avonddienst breekt mijn hart’ >>