1. Je bekwaamheid niet bijhouden: ‘Als je in dienst bent, houdt je werkgever bij of je voldoende scholing krijgt, zodat je bekwaam blijft. Als zzp’er is het de bedoeling dat je dit zelf bijhoudt. Je moet dus zelf scholing inkopen en voorbereiden. Zzp’ers in de zorg kunnen de neiging hebben om veel uren te draaien bij opdrachtgevers, waardoor er onvoldoende tijd overblijft voor bij- en nascholing. “Dat komt wel een keer”, zeggen ze dan. Pas hiermee op, want anders hou jij je bevoegd- en bekwaamheidseisen niet op orde en kunnen er bijvoorbeeld bij de analyse van een klacht over jouw zorgverlening problemen ontstaan.’
2. Je incidentenregistratie niet op orde hebben: ‘Als je voor een werkgever werkt, vul je een MIC in als er een incident is. Als zelfstandige moet je zelf een manier vinden om dit bij te houden. Hiermee kun je aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) laten zien dat je aan zelfreflectie doet en verbeterpunten in kaart brengt. Je opdrachtgever of cliënt kan een melding over jou doen bij de Inspectie, en als je dan niet kunt aantonen hoe je bent omgegaan met dat incident, breng je jezelf onnodig in de problemen. De Inspectie wil zien dat je aan je eigen ontwikkeling werkt, continu leert en verbetert en reflecteert op je eigen handelen. Dit kun je ook aantonen door aan intervisie te doen met collega’s en hier een verslag van te maken. Zo laat je zien dat je leergierig bent en jezelf wilt ontwikkelen.’
3. Jezelf over de kop werken: ‘Zzp’ers werken aanzienlijk meer dan verzorgenden die in dienst zijn. Wel houden ze het werk langer vol en hebben ze het meer naar hun zin. Hun belastbaarheid lijkt dus groter. Toch zijn er excessen van verzorgenden die bijvoorbeeld zeven nachten achter elkaar werken. Volgens de cao mag dit niet, maar de cao geldt niet voor zzp’ers. Bij hen zit er geen maximum op, maar het moet natuurlijk wel verantwoord blijven.

4. Te weinig ondernemer zijn: ‘Als zelfstandige ben je IB-ondernemer, dat wil zeggen dat je ondernemer voor de inkomstenbelasting bent. De Belastingdienst toetst aan verschillende onderdelen of je wel écht ondernemer bent. Eén ervan is dat je actie onderneemt om klanten te werven. Veel verzorgenden werken via een bemiddelingsbureau dat klanten voor hen regelt. Je kunt het werven van klanten uitbesteden, maar zorg er dan wel voor dat je op andere vlakken kunt aantonen aan de Belastingdienst dat je ondernemer bent. Dit kan bijvoorbeeld door een eigen website op te zetten. “Ja maar dat hoef ik niet, want ik heb al genoeg werk”, zeggen sommige zelfstandigen. Maar de Belastingdienst redeneert niet op die manier. Toch die website opzetten, zou ik dus adviseren. Want daarmee toon je aan dat je reclame voor jezelf als onderneming maakt, en zo klanten probeert te werven. Andere elementen waar de Belastingdienst naar kijkt zijn onder andere: loop je voldoende risico, houd je een goede registratie bij en heb je een goede mix aan klanten. Dus werk je niet voor één zorgorganisatie. Als je dit niet voldoende hard kunt maken, loop je risico op naheffingen.’

5. Overeenkomsten niet goed lezen: ‘Het lijkt een open deur, maar we zien toch vaak gebeuren dat  verzorgenden bij het ondertekenen van een overeenkomst bij een opdrachtgever niet altijd alles goed hebben gelezen. Soms staan hier passages in, die uiteindelijk niet goed bevallen. Veel zorgmedewerkers vallen bijvoorbeeld over het concurrentiebeding: de bemiddelaar wil bijvoorbeeld niet dat je zelf of via een andere bemiddelaar voor dezelfde opdrachtgever werkt. Met het tekenen van zo’n voorwaarde  beperk je jezelf als zelfstandige. Of zorgorganisaties zetten in de overeenkomst dat als de Belastingdienst vindt dat er sprake is van verkapt dienstverband, de boete voor de opdrachtnemer is en niet voor de opdrachtgever. Dit is een financieel risico dat zzp’ers in een persoonlijk faillissement kan duwen. Ja, opdrachtgevers mogen dit in een overeenkomst zetten. Maar je hoeft hier als zelfstandige niet mee akkoord te gaan. Ik adviseer verzorgenden om te onderhandelen. Er is veel vraag naar verzorgenden, dus die speelruimte kan er wel zijn. Als de opdrachtgever hier niet mee akkoord gaat, is het aan jou of je tekent. Maar weet wel welke risico’s hieraan kleven.’